Engel in de supermarkt
Vandaag loop ik door een supermarkt waar ik nooit kom. Ik ben er als boodschappenjongen op uitgestuurd voor een dierbare die zelf geen boodschappen kan doen. Wat voelt elke stap op die witte plavuizen dankbaar. Uiteraard heb ik geen idee waar alles staat. In mijn ‘eigen’ biologische supermarkt heb ik een vaste route en kan ik blindelings mijn broccoli vinden. Ik koop dezelfde producten en merken, die ik lekker vind.
Deze keer niet. Ik ben onderweg naar de Tonic. Het is een frisdrank, dat weet ik. Het lijkt me goor, maar het is niet voor mij en het maakt me uiteraard niet uit. Ik heb een missie: Thuiskomen met Tonic. De, zo’n beetje 100 meter brede, schappen frisdrank heb ik gevonden. Ik sta in het midden en heb werkelijk waar geen idee. Bij Cola weet ik dat mijn ogen naar zwart kunnen zoeken. Bij Fanta naar geel. Bij Tonic zoek ik dus iets wat er vies uit ziet, maar welke kleur heeft vies.
De winkel is groot. Mijn lijstje niet. Toch kan het bij een stuk of 15 onbekende producten al gauw zo’n drie kwartier duren om die boodschappen in mijn kar te krijgen. En dan zou ik het met een gemiddelde van 3 minuten per product nog snel doen, vind ik zelf. Ik heb geluk. De hele route loopt er een engel met me mee. Mijn intuïtie werkt vooral via voelen, weten en horen. Dit keer zie ik vaag in een korte flits een engel naast me. Ik word geholpen. De engel heeft humor en toont zich in de vorm van een hamster. Dan weet jij vast wel in welke winkel ik ben. Ik sta voor de frisdrank en denk: “Zeg het maar: Tonic.” Mijn lichaam doet een stap naar rechts. Mijn hoofd kijkt iets schuin naar rechts naar beneden en ik zie, tadadadaaa: Rivella. Ik zit dus in de buurt, want dat lijkt me net zo’n raar drankje als Tonic.
Overigens wil ik uiteraard niet discrimineren richting de Tonic of Rivella, maar met raar bedoel ik in dit geval niets anders dan, dat ik het als kind niet gewend ben om te drinken. Ik dronk Cola, mijn broer Fanta. Klaar. Ik at bruin brood, mijn broer witbrood. Simpel. Ik dronk appelsap, mijn broer sinasappelsap. Hartstikke leuk en praktisch voor mijn ouders trouwens, maar verder niet ingewikkeld. Ik at een kroket, mijn broer een frikandel. Ik weet nog goed dat we een kinderfeestje hadden en een vriendje een kipcorn wilde. “Waar slaat dat nou op? Dat is toch raar,” dacht ik toen. Vele jaren later toen ik zelf mijn eigen friet kocht, heb ik met veel plezier een kipcorn besteld. Tonic ken ik niet en vind het kind in mijn heel raar. En sowieso goor, want ik ken het niet.
Ik kijk iets links van de Rivella en zie de Tonic staan. Het voelt niet alsof ik zelf die stap naar rechts zet en de goede kant op kijk. De wijsheid van mijn lichaam is afgestemd op synchroniciteit. In dit geval in het vinden van Tonic. De moeilijkste en laatste opdracht van deze boodschappenjongen komt echter nog: Smurfen. Gewoon smurfen hè. Dat staat op het lijstje. Ik zal en moet met alle producten van het lijstje terugkomen, maar smurfen…. Het gaat om snoep, dus ik sta bij de snoep, maar er staat verder niets bij. Is het drop? Lijkt het op apenkoppen? De schappen snoep zijn zo’n 15 meter breed en 2 meter hoog. 30m2 aan snoep. Ik sta in het midden. Geen idee. Ik heb geen zin om uren te zoeken en geen zin om aan een medewerker in een blauwe blouse te vragen: “Waar zijn de smurfen?” Als ik dat wel zou doen, is volgens mij de kans vrij groot dat hij zegt : “Dat weet ik ook niet. Ik zal het even aan de hoofdsmurf vragen.” Dat schiet niet op en daar heb ik geen geduld voor op dit moment.
Wat weet ik over smurfen? Ja, ze kunnen door een waterkaan, maar daar heb ik nu niets aan. Terwijl dit bovenstaande in een paar seconden door me heen gaat, denk ik opnieuw: “Zeg het maar: Smurfen.” Ik heb het tegen de engel naast me. De engel, met een grote hamsterglimlach op zijn gezicht, geeft eerder antwoord, dan dat ik klaar ben met mijn vraag. Het antwoord versta ik niet. Mijn lichaam wel. Ik zet een stap naar rechts, kijk schuin omhoog en zie: smurfen. Dit is een record. Binnen 10 seconden heb ik de smurfen te pakken en scheur ik als Gargamel richting kassa.
Het helder waarnemen vindt bij iedereen plaats op een andere manier. Toen ik een vriendin bij een persoonlijke sessie begeleidde, zag ze een engel iets in mijn oor fluisteren. Ik zag dat niet. Ik ben stil. Net als in de supermarkt. Dan voel ik waar de energie heengaat. Ik volg mijn lichaam. Mijn lichaam weet de weg. Het enige wat ik hoef te doen, is vragen, en vervolgens stil zijn. Zo doe ik het ook bij vrienden of in een consult. Eerst vraag ik leiding aan de heilige geest, God of mijn beschermhamster, of ik mag zeggen wat voor de ander in zijn of haar hoogste goed is. En dat ik zwijg waar ik mag zwijgen. Net zoals mijn lichaam beweegt richting de Tonic, voel ik een vraag in me opkomen. Die vraag stel ik. Tot nu toe komen we in een gesprek dan altijd uit waar de kern ligt en zorgt dat voor meer bewustwording. Het voelt als magie. Volledig aanwezig zijn in het moment en luisteren. Zijn. De handeling en het spreken volgen dan automatisch. De woorden komen als energie in me op en bereiken soms een kantelpunt qua energie dat het voelt dat ze uitgesproken ‘moeten’ worden. Soms bouwt de energie zo op dat ik niet meer naar de ander kan luisteren.
Het stil zijn lukt steeds makkelijker door onder andere meditatie. De ‘mind’ is rustiger en leger. Bovendien is het steeds gemakkelijker om bij mezelf te zijn. Hoe breng jij je ‘mind’ tot rust, zodat je je Goddelijke kern (en begeleiding van de lichtwereld) kunt waarnemen? Wat is jouw voorkeur van helder waarnemen? Wat heb jij nodig om bij jezelf te zijn?
Een supermarkt is één van de vele plekken waar je op een speelse manier eenvoudig je intuïtie kunt trainen. Die dagelijkse momenten brengen me zoveel voldoening door het samenspel met de lichtwereld. Vervolgens voel ik me blij met een grote boodschappentas naast me op de bijrijdersstoel in de auto. Ik doe netjes de riem om bij de zware tas en rij weg. Missie geslaagd. De aanleiding om boodschappen te doen voor mijn dierbare is verdrietig, maar deze boodschappenjongen voelt zich om veel redenen dankbaar.