Huilen als ontlading
Ik sla de deur dicht, terwijl mijn vinger er nog tussen zit. Dat doet pijn. Ik schreeuw zoals ik mijn vader wel eens heb horen schreeuwen toen hij zijn hand openhaalde aan de scherpe rand van de appelmoespot. Toen had je nog appelmoes in zo’n pot die je met een blikopener open moest draaien in plaats van de huidige draaidoppen. Meestal bleek het bij mijn vader mee te vallen en had ik het idee dat hij zich aanstelde. Later besefte ik me dat in zijn schreeuw niet alleen de eventuele pijn zat, maar ook de uiting van de schrik.
Mijn vinger hou ik onder de koude kraan. Jeroen, een vriend van me, komt aangelopen vanuit de woonkamer en vraagt wat er aan de hand is. ‘Het valt wel mee,’ zeg ik meteen om aan te geven dat er niets ernstigs is gebeurd. ‘Ik kreeg mijn vinger tussen de balkondeur.’ ‘Hoe krijg je dat dan voor elkaar?’ vraagt hij zonder sarcasme. Ik vind het bijna knap hoe lomp we als mensen soms kunnen zijn in onze aller-dagelijkse ongelukjes. Ik hou mijn vinger nog wat langer onder de koude kraan en Jeroen houdt vervolgens zijn helende handen rondom mijn wijsvinger. ‘Het doet pijn,’ zeg ik. Het is mijn intentie om zo gegrond mogelijk te zijn en om te voelen wat er is. Dat lukt: het doet pijn.
‘Ik ga even op bed liggen om de schrik er uit te huilen,’ zeg ik tegen Jeroen. Ik vind die zin in deze situatie komisch. Het is namelijk een manier van voor mezelf zorgen, die ik niet ken in een context van huilen. Als kind huilde ik direct als ik viel of een vinger tussen de deur kreeg of iets dergelijks. Daar zat hoogstens een seconde tussen en dan wist ik nog niet eens of het echt pijn deed of niet. Vallen was schrikken en schrikken was krijsen. Als puber of volwassene huilde ik niet in zulke gevallen, maar riep ik snel dat er niets aan de hand was om mezelf vervolgens nog sneller af te leiden en over te gaan op iets anders. Vallen was schrikken en schrikken was wegdrukken.
Vorige zomer had ik een optreden op een parade. Een paar dagen ervoor hoorde ik dat mijn schoonzus ongeneselijk ziek was en een vriend zijn euthanasieaanvraag was goedgekeurd. Een paar pittige berichten op één dag. Vlak voor het optreden liep ik met een collega cabaretière een rondje over het terrein. Ik vertelde haar even kort de situatie zodat ze op de hoogte was en dat ze begreep dat ik me minder op het sociale aspect zou richten, maar vooral op het spelen zelf. Voordat we weer terug naar onze unieke theaterwagen liepen, waar we om de beurt mochten optreden, vroeg ze me: ‘Heb je nu iets nodig?’ ‘Ja, een knuffel. En even huilen zou wel lekker zijn als ontlading.’ Ik ging staan voor een knuffel, maar stond niet helemaal lekker. ‘Een momentje hoor, even mijn voet goed zetten,’ zei ik. Na er eerst voor te hebben gezorgd dat we allebei ontspannen stonden, vloeiden er tranen over mijn wangen. Ook dit vond ik komisch, omdat ik het secuur bezig zijn met relaxt staan niet associeer met daarna keihard gaan janken. Het was prettig om het de ruimte te geven tot ik voelde dat het goed was voor dat moment: ‘Dankjewel voor je luisterend oor en hulp, ‘zeg ik tegen mijn collega, terwijl ik een traan afveegde. ‘Zullen we dan nu veel goeie grappen gaan maken en keihard gaan lachen met de zaal?’ zei ik met een lichte knipoog in mijn stem.
Mijn vinger doet pijn door die stevige balkondeur, maar ik huil daar niet alleen om. Liggend op mijn buik op bed begin ik direct te huilen. Ik voel dat ik het ook even aangrijp om te ontladen. Ook nu zorg ik eerst dat ik lekker lig en dan geef ik me over. Huilen is voor mij een bepaalde overgave. De bewegingen van mijn lichaam stuur ik niet. Het schokschouderen komt vanzelf, net als mijn tranen. Het zorgt bovendien voor ontspanning en na het huilen voel ik me altijd ruimer en vrijer. Ik kan mijn verdriet ook de ruimte geven door te zeggen: ‘Ik voel me verdrietig.’ Daar voel ik kracht en heling in. Tenslotte wordt het deel in mij dat verdriet heeft volledig gezien en erkend. Maar huilen is toch iets anders en heeft een bevrijdend en krachtig effect. Het is niet dat ik het als hobby zie en elke dag oefen, maar het is fijn en werkt ontladend. Ja, ik ben er een groot fan van intussen – ik heb er nog net geen poster van boven mijn bed hangen – en ik ben er goed in. Het zou een opvallend rijtje zijn bij een sollicitatiebrief: Mijn kernkwaliteiten zijn professionaliteit, samenwerken en huilen.
Jeroen vraagt of ik het fijn vindt als hij er bij komt liggen. ‘Ja, graag. Zou je je hand op mijn onderrug willen leggen,’ vraag ik. Ook tussen het huilen door, kan ik aangeven waar ik op dat moment behoefte aan heb. Zijn hand voelt ondersteunend. ‘Komt er nog meer verdriet vrij?’ vraagt hij. Hij had door dat het niet alleen om mijn vinger ging (understatement).
Ik voel de dankbaarheid dat ik even kan huilen en de spanning die nog in mijn lijf zat, kon ontladen. Als de situatie van mijn vinger tussen de deur me daarbij wilde helpen dan was het dit al waard. Ik voelde na een minuut of vijf al een stuk beter.
Jeroen en ik gaan rechtop in bed zitten. Hij vraagt: ‘Hoe is het intussen met je vinger?’ Ik steek mijn middelvinger naar hem op. Hij zegt: ‘Het was je wijsvinger.’ Met een glimlach laat ik hem mijn wijsvinger zien. Hij ziet er een beetje gehavend, wat rood uit, maar niet dik en verder prima. ‘Weet je Jeroen, dat er met betrekking tot mijn wijsvinger automatisch een vraag in me op komt: Zal ik te veel naar anderen hebben gewezen?’ Het is een open vraag. Ik bedoel het ook niet op een zware manier, maar luchtig en puur als zelfonderzoek. Mocht het voorval van mijn wijsvinger tussen de deur me nog iets meer willen zeggen dan word ik me daar namelijk graag bewust van. Het is zo geïntegreerd dat het vanzelf gaat.
Zo denk ik ook even aan wat er door me heen ging toen het gebeurde. Vlak voor ik naar het balkon liep, had ik het namelijk met Jeroen over een vrouwelijke collega. ‘Je vroeg me net toch waarin die collega en ik verschillen! Ik denk bij het samenwerken meer in oplossingen dat zij doet. Dat bedoel ik zonder lading of zonder iets negatiefs te willen zeggen over haar.’ Ik hou er van om positief te spreken over anderen en iedereen te zien in zijn of haar kracht en tegelijkertijd hou ik ervan om te zeggen hoe ik iets ervaar en daar duidelijk in te zijn. Ik voel bij mezelf na hoe ik het echt bedoelde en deel dat met Jeroen. We zitten ondertussen weer op de bank waar we met dit gesprek begonnen: ‘Op zich klopt het voor mij hoe ik het zei over die collega, ervaar ik dat als netjes en zou ik het een volgende keer hetzelfde kunnen doen. Wat ik daarnaast wel merk is dat ik nog wel een frustratie naar haar heb, die wellicht los staat van het samen werken nu, maar waar ik nog wel last van heb of me niet in gezien voel.’ Ik stuur liefde naar het deel in mij dat nog pijn heeft over een eerdere minder prettige samenwerking met haar en vraag daarna aan God voor een zegening van mijn collega.
Ik ben zo dankbaar dat mijn lichaam én elke situatie mij altijd weer de weg wijst. En wat ben ik ongelofelijk dankbaar dat ik de kracht van huilen ken. Ik moet plots denken dat er ongetwijfeld mannen en vrouwen zijn die nooit huilen. Dat lijkt me een gemis, waardoor ik bijna een traan voel opkomen.